Levi schudde opnieuw haar hoofd. 'Niet echt. Ik ken die twee al sinds de middelbare en dat zou echt nooit iet worden. En bovendien is Arwen zo aseksueel als een kast, neem dat maar van mij aan.' Ze glimlachte even en zette haar lege glas op een bijzettafeltje.
Haar glimlach verdween echter toen haar ogen op Arwen en Edmund vielen. De eerste keek zijn broer bezorgd aan terwijl deze zijn telefoon uit zijn zak pakte. Hun gesprek was onverstaanbaar en er verscheen een lichte frons op Levi's gelaat.
Edmund
'Eddie, is dat jouw telefoon?'
Arwen keek met een lichte frons naar hem opzij bij het horen van een zacht deuntje dat uit de richting van zijn broer kwam. 'Volgens mij word je gebeld.'
Edmund haalde zijn telefoon uit zijn zak en zag met een lichte steek in zijn maag dat zijn vader hem probeerde te bellen.
'Het is pa,' zei hij zacht met een blik op Arwen, die hem bezorgd aanstaarde.
'Wat denk je dat hij wil?'
'Geen idee,' mompelde hij (al was dat een leugen), voor hij het groene telefoontje op het scherm in drukte en snel de gang op stapte, de deur op een kiertje open latend.
'Met mij.'
'Edmund. Ik ben het.' De stem van zijn vader was kalm en ernstig, zoals altijd. 'Ik belde om te vragen hoe het met je gaat.' Hij pauzeerde, en zei toen: 'Je moeder en ik zijn nogal bezorgd om je sinds je niets van je hebt laten horen. Lotte slaapt niet goed sinds je...' Hij maakte zijn zin niet af, maar Edmund wist waar hij op doelde.
Hij had zoiets als dit kunnen verwachten en zich er zelf op voorbereid, maar dit was wel heel slecht getimed.
'Pa, je belt nogal ongelegen.' Hij wierp een korte blik de woonkamer in, door het kiertje van de deur. 'Als je morgenochtend terug belt -'
'Je kunt er niet constant onderuit komen, Edmund. We zijn gewoon bezorgd. Sinds je nogal, hoe zeg je dat, onstabiel bent -'
'Ik weet dat ik depressief ben, pa!' Zijn stem was luider dan gepland en hij kon zweren dat de gesprekken in de kamer ernaast even stil vielen. Zijn vrije hand was tot een vuist gebald en hij trilde plotseling. 'Ik weet dat jullie me niet zonder toezicht van Arwen of Levi rond willen laten lopen, maar weet je wat?!' Hij had zijn stem weer laten dalen en praatte nu op een zachte, doordringende toon. 'Ik ben zo verschrikkelijk moe dat ik mezelf er niet eens meer toe kan zetten. Het zou geweldig zijn als ik er op een dag gewoon niet meer zou zijn, maar zo werkt het niet. Dus alsjeblieft, probeer het in ieder geval een beetje te begrijpen en alsjeblieft, wees niet zo ongerust. Want ik ben veel te moe om nog eens te proberen om zelfmoord te plegen.' Zijn vuist was nu weer ontspannen en langzaam zakte hij neer op de onderste trede van de trap. 'Alsjeblieft, pa.'
Het bleef heel lang stil aan de andere kant van de lijn, tot Johannes eindelijk weer iets zei. Zijn stem klonk merkwaardig verstikt. 'Zou je niet naar een dokter gaan, Edmund? Misschien -'
In een plotselinge vlaag van ontembare woede smeet hij zijn telefoon door de hal. Deze knalde met een klap tegen de muur tegenover hem en viel op de grond in stukken uit elkaar. Trillend over zijn hele lichaam sloeg Edmund zijn handen voor zijn mond in een poging zijn ademhaling onder controle te krijgen. Pas toen hij iets gekalmeerd was en zijn telefoon in stukken op de grond zag liggen realiseerde hij zich wat hij gedaan had en verborg zacht kreunend zijn gezicht in zijn handen.
'Edmund?!' De gealarmeerde stem van Arwen klonk als een gong in zijn oren maar deed hem niet opkijken. 'Edmund, wat is er gebeurd?'